Natuur in november

Aalscholver. Zolang het niet te koud is overwinteren aalscholvers in Nederland. Een deel vliegt naar het warmere zuiden.
Akkermelkdistel. Stoepplantje.
Alsemambrosia (gezien)
Amerikaanse eik (50% herfsttint, volledige herfsttint, einde bladval)
Baardvleermuis in winterslaap.
Barmsijs. Als ‘s winters het blad van de bomen is gevallen en de proppen goed te zien zijn, kun je in elzen de leukste vogels vinden. Bekende vogels die zaden eten uit de elzenproppen zijn bijvoorbeeld de putter en de sijs. Er zijn echter meer soorten die de els weten te vinden. Zo zijn er bijvoorbeeld de grote barmsijs en de kleine barmsijs. Een klein aantal kleine barmsijzen broedt in Nederland, de grote barmsijs broedt hier helemaal niet. ‘s Winters worden er vaak grote aantallen grote barmsijzen gezien, terwijl de kleine barmsijs gemiddeld wat minder gespot wordt. De soorten lijken op elkaar, en zijn onder andere te herkennen aan hun rode voorhoofd. De grote barmsijs is meer grijzig en lichtgekleurd, terwijl de kleine barmsijs bruin gestreept is. Om het nog moeilijker te maken, zijn het actieve vogels die weinig stil zitten, en ook nog eens samen in groepen optrekken. Vogels kijken voor gevorderden dus! Neem de verrekijker eens mee om naar zwarte els te kijken, en laat je verrassen door de bezoekende vogels.
Beflijster
Beuk (50% herfsttint, volledige herfsttint, einde bladval)
Beuk heeft nootjes.
Blauwe bosbes (einde bladval)
Blauwe kiekendief overwintert in Nederland.
Blauwe kiekendief. Blauwe kiekendieven uit Nederland en Noord-Europa overwinteren in Nederland. De meeste vind je in het oosten van het land.
Blauwe kiekendief. Afgelopen week is de blauwe kiekendief flink gestegen in de landelijke vogellijst in de Nature Today-app. Eind oktober en begin november is dan ook de piek in de najaarstrek van deze elegante roofvogel. De broedvogels uit het noorden zijn op weg naar de overwinteringsgebieden in West- en Zuid-Europa. Sommige vogels steken de Middellandse Zee over. Een deel houdt de lange reis in Nederland al voor gezien, en blijft hier overwinteren. Dat doen onze broedvogels uit de Wadden en Oost-Groningen ook. Ze schuiven wel een beetje op, naar Zeeland en Limburg. Blauw zijn blauwe kiekendieven niet echt, maar wel prachtig lichtgrijs met zwarte vleugelpunten. De vrouwtjes zijn bruin, waardoor ze veel lijken op de vrouwtjes van de veel algemenere bruine kiekendief. Let op
de witte stuit, die hebben bruine kiekendieven niet.
Blauwe reiger. Een deel van de blauwe reigers vliegt naar het zuiden. Ze worden vergezeld door Scandinavische en Duitse reigers.
Boerenzaluw. Bijna alle boerenzaluwen zijn in Afrika.
Boerenzwaluwen zijn bijna allemaal weg.
Boomklever. Jaarvogel.
Boomvalk. De boomvalk zit nu ten zuiden van de Sahara.
Braamsluiper overwintert in Noor-Oost Afrika en Midden-Oosten.g
Brandgans
Brandnetel. De netelcellen van brandnetels verliezen hun kracht. Bladeren zijn verdord!
Brilduiker. In zoet of brak water langs de Nederlandse kust vind je de brilduiker met zijn groene, of haar bruine kop.
Bruine herfstuil vliegt.
Bruine kikker houdt winterslaap.
Bruine trilzwam. Op dode takken van berken en eiken groeit de bruine trilzwam.
Bruine winterjuffer nog te zien.
Bruinrode heidelibel nog steeds te zien,
Buizerd. Je ziet nu de ‘Nederlandse’ buizerd en haar soortgenoten uit Scandinavië.
Citroenvlinder. De citroenvlinder zit nu als vlinder op een beschutte plek. Op warme dagen komt ze soms even kijken of de lente al begonnen is.
Dagkoekoeksbloem april mei juni juli augustus september oktober november december
De glanskop schakelt over op een ander dieet: van insecten naar beukennootjes. Daar komen ze de winter mee door, wanneer insecten steeds schaarser worden. Het verklaart ook waarom ze zo honkvast zijn en’s winters niet wegtrekken. Je vindt glanskoppen alleen in beukenbossen, waar ze ook broeden. Van alle mezen is het misschien wel de minst opvallende. Het zijn niet zulke felle, drukke baasjes als andere mezen. Ook in de tuin komen ze niet vaak op bezoek. Op het oog is het eigenlijk onmogelijk om de glanskop te onderscheiden van de matkop, die op meer plekken voorkomt. Daarvoor kun je beter naar ze luisteren.
Dennenslijmkop. Na de eerste nachtvorst komt de dennenslijmkop tevoorschijn.
Dikkopmos op de stoep. Stoepplantje.
Dieren als koeien, paarden, schapen, vogels, katten en konijnen krijgen een wintervacht.
Distelvlinder in het zuiden.
door aanplant en verwildering. Buiten het stramien van de haag kunnen het flinke bomen worden, en honderden jaren oud.
Dodaars. De dodaars houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Drieteenmeeuw. De afgelopen tijd zijn er veel drieteenmeeuwen gespot. Dit zijn echte zeevogels die zich normaal gesproken graag op zee bevinden. Rond deze tijd van het jaar zijn ze echter goed te zien langs de kust, vooral na harde westenwind. Drieteenmeeuwen lijken qua grootte op stormmeeuwen, maar hebben zwarte vleugelpunten en donkere poten. Met name IJmuiden is een goede locatie om drieteenmeeuwen te spotten.
Drieteenstrandlopers te zien.
Duinroosje bloeit nog hier of daar.
Duinstinkzwam en duinveldridder komen nu pas op.
Duizendblad. Het duizendblad staat op dit moment niet in bloei. Pas bij gunstige weersomstandigheden gaat zij bloeien.
Dwerggans
Dwergmispel draagt vruchten.
Dwergvleermuizen beginnen aan hun winter. Vliegen niet als het koud is. Kruipen weg onder dakpannen.
Edelhert vormt roedels.
Eekhoorns en eikelmuizen zoeken hun slaapplaatsen voor de winterslaap op.
Egels beginnen aan hun winterslaap, die tot in april zal duren.
Eik en beuk. Op zonnige plekken in de buurt van eik en beuk komen soms weerhuisjes voor. Paddenstoel, samenlever met eik en beuk.
Elfenbankje. Op dood hout zijn overal elfenbankjes te vinden.
Fluitenkruid (eerste bloei) april. Mei juni november december
Fluweelpootje te zien op dode stronken. Op stronken, stammen, gevallen takken van loofbomen (els, es, populier, vlier) op rijkere bodems. September-maart. Saprofiet, (mogelijk parasitair).
Franjestaart is een vleermuis die zijn naam dankt aan de haartjes langs zijn staart. In Nederland komt hij in het midden, zuiden en het oosten van het land voor. Rond deze tijd van het jaar zoekt deze soort een plekje om de winter door te brengen. Daarvoor reist de franjestaart niet ver: hij blijft meestal binnen zestig kilometer van zijn zomerverblijf. In de winter verblijft hij in ondergrondse ruimten, zoals groeven, forten, ijskelders en bunkers. Hij kruipt diep weg in scheuren en kieren en slaapt de hele winter.
Frater als wintergast te
Fuut gaat ruien om goed de winter door te komen.
Fuut. Vooral met koud weer vind je de fuut langs de kust. Verwar haar niet met de roodkeelduiker.
Gaai. Gaaien uit Oost- en Noord-Europa overwinteren hier nu. Ook de ‘Nederlandse’ gaai blijft in Nederland.
Gaai. Gaaien uit Oost- en Noord-Europa overwinteren hier nu. Ook de ‘Nederlandse’ gaai blijft in Nederland.
Ganzen. Duizenden wilde ganzen komen terug van hun broedperiode in het hoge noorden.
Gelderse roos heeft opvallende bessen.
Gele kwikstaart. De gele kwikstaart is in de Sahel en hoopt op regen. Hoe natter de winter, hoe meer kwikstaarten er in het voorjaar zijn.b
Gestreepte nestzwammetjes schieten hun sporen af.
Gevlekte dovenetel april mei juni juli augustus september oktober november december
Gevlekte dovenetel bloeit.
Geweizwam. Op oude stronken groeien veel geweizwammen.
Geweizwammen. Op oude stronken groeien veel geweizwammen.
Gewone hoornbloem april mei juni juli augustus september
Gewone vlier (einde bladval)
Gewone vogelkers (einde bladval)
Gewone zwavelkoppen. Ze behoren samen met vele andere paddenstoelen tot de opruimers van oud hout in het bos.
Gewoon muisjesmos januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Goudhaantje. Herfst en winter in het bos, daarbij hoort het geluid van het goudhaantje. De hoge piepjes klinken vaak ineens uit de bomen, als er een groepje goudhaantjes als pingpongballetjes door het bos stuitert. De kleine vogels wegen niet meer dan een muntje van twintig cent. In het voorjaar en de zomer zie je ze eigenlijk alleen in naaldbossen, vooral sparrenbos. Maar vanaf het najaar verspreiden ze zich en zie je ze ook in loofbossen, parken en tuinen. Ook komen er veel goudhaantjes bij die hier komen overwinteren. De toestroom verschilt per jaar, maar lijkt dit jaar wel mee te vallen.g
Glanskoppen blijven ook in de winter in Nederland en hebben een bijzondere relatie met beukenbomen die nu prachtig gekleurd zijn.
Goudplevier. Er zijn nu veel doortrekkende goudplevieren aan de kust. Ze hebben een fantastisch zwart-wit-geel zomerkleed. Maar nu ze veel te zien zijn, hebben ze dat al verruild voor hun winterkleed. Met een witte buik en meer lichtbruine bovenkant zijn ze een stuk minder opvallend. Van dichtbij kun je nog wel de gouden spikkels zien, en ook het grote zwarte oog. Tot zo’n honderd jaar geleden broedden goudplevieren in Nederland, op heide en in veengebieden. Nu zijn ze hier op doortrek, en verblijven dan vooral op de Wadden en in de Zeeuwse en Hollandse Delta. Op wadplaten en grasland zoeken ze eten, ze rusten in groepen uit op kale akkers. Bij kou trekken ze door, bij een zachte winter blijven er hier meer goudplevieren overwinteren.
Goudvink overwintert in Nederland. .
Goudvink. De goudvink houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Goudvink. De goudvink houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Gras stopt met groeien.
Grasmus. De ‘Nederlandse’ grasmus overwintert nu in landen als Senegal en Nigeria.
Graspieper. De graspieper houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Grauwe gans. Op boerenland of natte natuurgebieden vind je nu veel grauwe ganzen. Nederland is hun belangrijkste overwinteringsplek. Meest zichtbare en bekende gans van Nederland. Plompe bouw, soms geheel niet schuw, vaak in grote aantallen op akkers te vinden. Nog maar drie decennia geleden uiterst zeldzaam en bijna uitgestorven in Nederland. Opvallende kenmerken. Lichte voorvleugels zijn onmiskenbaar. Leefgebied. Moerasgebieden met riet en eilanden vormen een ideale omgeving voor grauwe ganzen.Ook in moerasbossen met elzen en wilgenstruweel voelt de soort zich thuis. Het nest wordt op de grond gemaakt, bij voorkeur op eilanden, en bestaat uit een verzameling van plantenmateriaal uit de omgeving. Wanneer er weinig geschikt materiaal voorhanden is wordt volstaan met een ondiepe kuil.
Grijze zeehond krijgt jongen.
Groene kikkers in winterslaap, plus de meerkikker, de poelkikker en de bastaardkikker.
Groene kikkers overwinteren.
Groene specht blijft in Nederland.
Groenpootruiters te zien.
Groot koolwitje. Het groot koolwitje ligt stil te wachten in haar pop.
Pas na de winter ontpopt ze zich als vlinder.
Grootoorvleermuis overwintert vanaf nu in grotten, bunkers en ijskelders.
Grote ereprijs maart april mei juni juli augustus september oktober november
Grote mantelmeeuw. Aan zee heb je nu, in de herfst en ook nog in de winter, kans om de grootste meeuw ter wereld te zien. De grote mantelmeeuw is inderdaad groot: zeker 70 centimeter lang met een spanwijdte van meer dan anderhalve meter! En een mantel hebben ze ook: een donkergrijze, bijna zwarte rug en vleugels. De kleine mantelmeeuw is kleiner, slanker en heeft een lichtgrijze mantel. Let ook op de poten: bij de kleine geel, bij de grote roze. De grote mantelmeeuw is aan onze kust om te overwinteren. Hij eet alles wat hij aan (dode) dieren en vissen kan vinden, afval gaat er ook in. En als grote bullenbak heeft hij er geen enkel probleem mee om dat af te pakken van andere vogels.
Grote lijster begint weer te zingen vanuit de toppen van de bomen. Kleine kans echter in december.
Grote weegbree mei juni juli augustus september oktober november
Grote wintervlinders te zien. Vanaf nu heb je een paar weken de tijd om de grote wintervlinder te zien. Het is een nachtvlinder met een vrij onopvallend uiterlijk. De vleugels zijn vaak verschillend gekleurd,
Grote zaagbek. Op plassen en rivieren kun je overwinterende grote zaagbekken aantreffen. De meeste vogels moeten nog komen, maar er worden er steeds meer waargenomen. Deze grote eend valt op door zijn lange, dunne snavel. Hiermee vangen ze vis, ongewervelde waterdiertjes en soms zelfs amfibieën, jonge zoogdieren of vogeltjes. Langs de rand van de snavel kan je zelfs ‘tandjes’ zien, dus het is duidelijk waar de naam zaagbek vandaan komt. Hoeveel grote zaagbekken er dit jaar in Nederland komen overwinteren, hangt af van hoe streng de winter hier en in het noorden is. Kijk eens uit over zoet water en bewonder de vogels die hier komen overwinteren.
Haagbeuk heeft trossen met bessen.
Hagedissen. Levendbarende hagedissen komen in groepjes samen onder de grond.
Hangmatspinnen. Op zachte, zonnige herfstmorgens glinsteren die spinnenwebben van hangmatspinnen in het gras.
Harig knopkruid is zo’n plantje dat nu nog steeds bloeiend te vinden is. Het is een algemene soort, die ook voorkomt in tuinen en op de stoep. De bloemetjes zijn klein, maar het is toch de moeite waard om ze eens goed te bekijken. Het lijken namelijk gewoon bloemen met een geel hart en een witte krans, maar schijn bedriegt. Als je goed kijkt, kun je zien dat het gele hart bestaat uit allemaal kleine, gele bloemen. Een loepje kan handig zijn! De witte blaadjes aan de buitenkant zijn er om de bloemen op te laten vallen. En het lijken ook wel kleine, witte tandjes. Dankzij deze blaadjes kunnen insecten de bloemetjes al van veraf zien. Kijk eens of je harig knopkruid ook in de buurt kunt zien bloeien.
Hazelaar (einde bladval)
Hazelworm in winterslaap.
Heggenmus. De heggenmus houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Heggenmus. De heggenmus houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Herderstasje januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Herfstkleuren in de bossen zijn op hun mooist.
Herfsttijloos is nu uitgebloeid.
Hermelijn in overgangsvacht.
Hommels. Hommels gaan ondergrond. De donzige vacht die hommels hebben is niet alleen voor de sier, daardoor kunnen ze vliegen bij lage temperaturen. Toch overwinteren niet alle hommels in hun warme jas. De Nederlandse hommels zijn sociale bijen: ze leven in een kleine kolonie met een koningin, werksters en darren. Niet lang nadat de jonge koninginnen uitvliegen in de zomer, sterft de oude koningin en stort de kolonie in. De jonge koninginnen zijn de brug naar een nieuwe generatie. Nadat ze bevrucht zijn, eten ze veel nectar en pollen en leggen een vetvoorraad aan voor de winter. Dan zoeken ze een ondergronds plekje om te overwinteren. Misschien een muizenhol of een droog plekje in de composthoop. Al die hommelkoninginnen zijn nu in winterslaap. In het vroege voorjaar ontwaken ze, en gaan op zoek naar een geschikte nestplaats voor een nieuwe kolonie.
Houtduif. Een deel van de houtduiven vertrekt richting Frankrijk.
Houtduiven. Een deel van de houtduiven gaan richting Frankrijk.
Huismoeder. De huismoeder: Rups: september-begin mei. De rups, die zowel in een groene als in een bruine vorm voorkomt, foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de grond. De soort overwintert als rups, maar komt tijdens milde winternachten geregeld tevoorschijn. De verpopping vindt plaats in de grond. De eieren worden in grote groepen afgezet op de waardplant en zijn vaak gemakkelijk te vinden.
Huismus. Is een echte huismus. Blijft het hele jaar in de buurt van het nest.
Huisspitsmuis. De huisspitsmuis moet zich ook klaarmaken voor de koude winter. Voor deze kleine spitsmuis verandert er maar weinig. Je kunt hem nog steeds tegenkomen (al is de grootste kans dat je een spitsmuis tegenkomt als meegebracht ‘cadeautje’ van de kat). Hij blijft de hele winter actief, en legt geen wintervoorraad aan. De huisspitsmuis moet de hele dag door eten zoeken, want hij moet dagelijks zijn hele lichaamsgewicht aan eten binnenkrijgen om de winter door te komen. Omgerekend zou dat betekenen dat je als mens elke dag zo’n 75 kilogram voedsel moet binnenkrijgen!
Huiszwaluw. Huiszwaluw overwintert heerlijk in de Afrikaanse zon. Dat zouden we allemaal wel willen waarschijnlijk: lekker overwinteren in een warm land. Voor de huiszwaluw is zo’n trip naar de zon geen luxe, maar nodig om te overleven: in de winter zijn er in ons kikkerlandje gewoon niet genoeg muggen, vliegen en andere insecten om de koude maanden door te komen.
Hulst bloeit in mei juni Heeft bessen januari februari maart augustus september oktober november december
IJseend bereidt zich voor op winter.
Judasoor. Het lijken echt net oren die aan een boom groeien, de paddenstoelen die echt judasoor worden genoemd. Als je er vanonder naar kijkt, zijn de halfronde zwammen licht doorschijnend en zie je ook de welvingen aan de onderkant. De buitenkant voelt zacht aan en ze zijn vrij stevig en elastisch. Toch zijn het echt paddenstoelen en geen mensenoren. Ze groeien op loofbomen, het liefst op vlier, en leven zowel op de levende boom als op het dode hout. Bij droogte verschrompelen de paddenstoelen en worden donker van kleur, maar met het natte weer zijn ze nu weer in volle pracht als plantaardige oren te zien.
Keep. Kepen komen massaal uit Scandinavië naar Nederland.
Kepen komen in Nederland.
Kiekendief. Kiekendief op winterbestemming.
Kieviten gaan in grote groepen op zoek naar voedsel in weilanden.
Kikkers overwinteren in de niet bevroren modderlaag op de bodem van vijvers en plassen.
Kleefkruid stoepplant.
Klein kruiskruid januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Kleine rietgans
Kleine parelmoervlinder. De kleine parelmoervlinder trekt zich terug als rups. Verstopt op een beschutte plek is ze beschermt tegen de kou.
Kleine wintervlinder. ‘s Avonds kunnen boomstammen nu vol zitten met kleine wintervlindermannetjes. Met hun lichtbruine vleugels dichtgevouwen, zitten ze als halfronde zeiltjes op de bomen. Soms met tientallen, soms zelfs met honderden. Ze wachten op de vleugelloze vrouwtjes, die langs de stam omhoog kruipen. De andere twee soorten wintervlinders zijn nu ook te zien. De kleine wintervlinder is er nog tot half december, en in zachte winters soms nog iets langer. Maak de komende weken eens een avondwandeling langs een bos of boomrijk park, en neem je zaklamp mee om de wintervlinders te zoeken.
Kleine zwaan te zien.
Klimop. Bloeitijd september oktober Vruchtvorming: november december. Zolang het weer zacht blijft, bloeit er nog aardig wat. Zodra het gaat vriezen verdwijnt er veel – we maken dat kantelpunt nu mee. Maar een plant waarop vogels en insecten altijd kunnen rekenen, is de klimop. Niet onomstreden, niet voor iedereen ongevaarlijk, maar zonder meer een prachtplant. Een van onze schaarse wintergroene inheemse planten. Klimop heeft ook lastige kanten. Ten eerste zijn sommige mensen er gevoelig voor. Wellicht reageren ze op de sterharen op het jonge blad, of op de hederine die bij het snoeien vrijkomt. Het levert rode ogen, niesbuien en jeuk op. Maar een hoop gemopper op klimop is niet terecht. De plant klimt wel tegen bomen, maar onttrekt er geen voeding aan en wurgt de boom ook niet. Of een dikke klont klimop slecht is voor de boom, daar zijn de meningen over verdeeld. De boom vangt meer wind en zou sneller om kunnen gaan, maar een gezonde boom moet het gewicht makkelijk aankunnen. Soms zie je dat een prachtige oude klimopplant is doorgezaagd en doelbewust om zeep geholpen. Niet nodig, wel heel jammer. Tegen een muur zorgt klimop voor bescherming tegen zon en afkoeling. Alleen als de muur scheuren bevat, kunnen de hechtworteltjes die vergroten. Twee bladvormen.
Ten eerste het blad. Aan dit bloeitakje had dat de vorm van een ruit, terwijl de bladeren aan de klimmende takken de vorm van een handje hebben, met vijf puntige lobben. Die klimmende takken vertonen ook de korte ‘borstels’, de hechtworteltjes. De bloeitakken hebben die niet. Het blad staat bij beide typen tak verspreid aan de stengel, dus niet twee aan twee. Jong blad en het blad aan de bloeitakken kan prachtig glanzen.
Kneu. De kneu is vind je in het warme Spanje en Marokko. De barmsijs lijkt op de kneu, en kan je wel in Nederland zien.
Kokmeeuw. In steden, dorpen en havens snoept de kokmeeuw graag mee van wat menselijke voedselresten.
Kolganzen brengen veel jongen mee uit hoge noorden. De witte bles rond de snavelbasis is opvallend. Verder hebben kolganzen een roze snavel en oranje poten. Volwassen vogels hebben zwarte dwarsstrepen op de buik. Jongen van het afgelopen broedseizoen hebben die dwarsstrepen nog niet. Ook de witte bles ontbreekt dan nog grotendeels.
Koolmees. Ook tijdens de winter blijft de koolmees in Nederland. Nootjes en zaden, bijvoorbeeld op voedertafels, staan nu bovenaan haar menu.
Koolmees. Ook tijdens de winter blijft de koolmees in Nederland. Nootjes en zaden, bijvoorbeeld op voedertafels, staan nu bovenaan haar menu.
Koperwiek (eerste individu)
Koperwiek te zien.
Kraanvogel (eerste individu)
Kramsvogels arriveren.en vos maakt zich klaar voor winter. Kruipt over de grond of in bomen. Bloemen bezocht door insecten.
Kruipertje. Het kruipertje is een grasje op de stoep dat de meeste mensen wel zullen kennen. De warmteminnende en meestal eenjarige soort komt volgens Heukels’ flora voor op ‘open, vochtige tot droge, voedselrijke, betreden of omgewerkte grond en tussen plaveisel.’ Als er iets op een plantje op de stoep van toepassing is, dan is dat deze omschrijving wel. Het kruipertje is zeer algemeen, zij het in de noordoostelijke helft van Nederland wat minder dan in de andere helft. Stoepplant.
Kuifmees. Ook de kuifmees is zo’n huismus die zijn eigen bos nauwelijks uitkomt. Alleen de jonge kuifmezen zijn wat zwerflustiger. Na de zomer vormen ze kleine groepjes, die ook wel optrekken in de bendes van andere mezensoorten. Zo zwerven ze wat rond in de winter en kan je dus wel eens een kuifmees tegenkomen buiten de geijkte plekken. Dat zijn bossen met naaldbomen op de zandgronden, met de Veluwe als kerngebied. Je herkent de kuifmees natuurlijk aan z’n kuifje – dat soms plat op de kop ligt – het zwart-witte gezicht en de bibberende, luidruchtige mezenroep.
Levermelkzwam. Nog een liefhebber van dennenbossen is de levermelkzwam. Dit is een wat ‘latere’ herfstpaddenstoel die nu nog veel boven de grond komt. Hij hoort bij de melkzwammen, waaruit bij beschadiging een melkachtig sap stroomt. De levermelkzwam herken je verder aan de bruine kleur, die is kastanjebruin tot leverbruin. De hoed is in het begin bol, maar gaat daarna verder uitstaan een heeft vaak een deukje in het midden. De paddenstoel werkt in de bodem samen met de dennen – met een ectomycorrhiza – en komt dus alleen bij dennen voor. Vaak groeien ze in een dikke laag strooisel van dennennaalden. Er zijn veel soorten melkzwammen.
Lork kleurt geel.
kleine adonismycena. Tere en kleine adonismycena valt toch nogal op, en de kleine beer is nog op pad.
Madeliefje Januari, februari, maart, april, mei en juni juli augustus september oktober november december. Het madeliefje staat op dit moment niet in bloei. Pas bij gunstige weersomstandigheden gaat zij bloeien.
Meerkoet. De meeste meerkoeten blijven in Nederland. Een klein aantal overwintert in Spanje of Portugal.
Mensen kunnen dat beter niet proberen!
Merel. Er zijn ook merels uit Scandinavië. Merel. Ook in de winter blijft de merel in Nederland. Haar dieet bestaat nu uit fruit, waaronder bessen, en alles wat ze op de voedertafel vindt.
Nachtvlinders. De meeste nachtvlinders overwinteren als pop tussen gevallen bladeren of een andere verborgen plek.
Nonnetje (eerste individu)
Notenkraker wintergast.
Paapje. Het paapje is nu in het warme zuiden aan het overwinteren.
Paardenbloem lintbloem. Typisch kenmerk. De bloei van de lintbloemen verloopt van buiten naar binnen. Let er daarom bij de composieten of je te doen hebt met alleen lintbloemen, zoals bij de Paardenbloem. Januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december. Hier en daar bloeien er wat.
Paarse dovenetel januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Paddenstoelen aan het strand. Het zandtulpje is een bekerzwam die uit het witte zand tevoorschijn komt en dan open splitst als een tulpje. Hij leeft van afgestorven helm. Tussen dat gras vind je ook de duinveldridderzwam: een stevige paddenstoel met witte sporen en wat grijzige plaatjes. Je zou zo’n stevige paddenstoel hier eigenlijk niet verwachten. De duinfranjehoed is wat frêler en heeft donkere plaatjes. Met wat geluk vind je ook de duinstinkzwammen tussen het helmgras. Sommige mensen vinden de geur zoetig, maar hij ruikt eerder naar aas: vliegen zijn er verzot op en verspreiden dan ook zijn sporen.
Pestvogels komen naar Nederland.
Patrijs. De patrijs houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Pijpestrootjemoederkoren. Op de foto zie je het pijpestrootjemoederkoren. Dat is nu overal te vinden in pijpestrootje, en dat hebben we genoeg in Nederland.
Pimpelmees. De pimpelmees blijft de hele winter bij ons, samen met overwinterende familieleden uit vooral Oost-Europa en ook wel uit het noorden. Je ziet ze nu vaak in groepjes, soms ook met andere soorten mezen. Al kwetterend en tsjilpend dartelt zo’n groepje ongeregeld door het bos. ’s Zomers zijn het insecteneters, maar nu zijn ze op zoek naar zaden. Bijvoorbeeld die van berk of de helikoptertjes van haagbeuk en Spaanse aak. Ook al zijn het bosvogels (en tuinvogels), ze maken ook uitstapjes naar rietvelden. Die zitten nu ook vol met rijpe zaden en bovendien zijn er in de stengels insectenlarven te vinden. Het uithakken daarvan – ook uit bijenhotels – is een klusje waar de pimpelmees erg handig in is.
Pijlstaart overwintert.
Plataan. Zoek de vruchten van de plataan.
Plataanvouwmijnmot. In de gevallen bladeren kan je soms dingen vinden die je anders niet zou kunnen zien omdat ze te hoog hangen. Dat geldt onder andere voor de ‘blazen’ op gevallen bladeren van platanen. Deze gekke plekken zijn het werk van de larve van een mineermot: de plataanvouwmijnmot. Dat mineren slaat op het feit dat ze gangen maken in de bladeren, als een soort mijnwerkertjes. Het vlindertje zelf is maximaal één centimeter groot. De larven zijn nog veel kleiner zijn én heel plat. Voor het overwinteren maken de larven een spinsel aan de onderkant van de plataanbladeren. In de spinsels kunnen zowel rupsen als poppen zitten.
Putter. Enkele putters, vooral jonge vogels, overwinteren in Zuid-Europa. De meeste blijven in Nederland.
Putter. Enkele putters, vooral jonge vogels, overwinteren in Zuid-Europa. De meeste blijven in Nederland.
Raapzaad bloeit. April mei juni juli augustus oktober november december
Ransuilen vormen een roest.
Ree. De reeën zijn in wintervacht, en zijn groepjes, een sprong, bij elkaar. Ouderen zijn waakzaam.
Regenworm. Ook de regenworm gaat in een winterslaap in één van zijn gangen.
Rode eekhoorn gaat NIET in winterslaap. Teert op de verstopte voeding in de bodem. Bv eikels.
Rode schijnspurrie. Stoepplantje van de week.
Rode wouw trekt naar het zuiden.
Roodborst. De meeste roodborsten zijn nu gewoon in Nederland. Ze zijn vaak in de buurt van voedertafels te vinden.
Roodborst. De meeste roodborsten zijn nu gewoon in Nederland. Ze zijn vaak in de buurt van voedertafels te vinden.
Roodborsten uit het noorden te zien.
Roodkeelduikers en parelduikers te zien.
Rosse vleermuis in winterslaap. In holle bomen.
Rotgans overwintert in Nederland. “rot’ verwijst naar het geluid dat ze maken.
Roze winterpostelein staat nog altijd te bloeien.
Ruige dwergvleermuis trekt naar Nederland.
Ruigpootbuizerd uit Scandinavië.
Ruwe berk (50% herfsttint, volledige herfsttint, einde bladval)
Scholekster. Ook in de winter blijft de scholekster in Nederland. Je vindt deze zwart-witte steltloper nu vooral in de delta’s en in het Waddengebied.
Slakken verzegelen de ingang. Voorkomt uitdroging.
Smelleken overwintert in Nederland.
Sneeuwgors: Kijktip ’s Winters voornamelijk aan de kust te zien, eenling. Vooral in vlucht opvallend wit. Trekvogel, in Nederland het meest tussen half oktober en eind november.
Snotolven. De laatste snotolven trekken uit de Zeeuwse delta naar de Noordzee.
Spekzwoerdzwam op rottend hout.
Spreeuw. Wolken met spreeuwen zijn te spotten. Winterkleed en zomerkleed: de meeste vogels wisselen na de zomer naar een ander pak. Soms is het minder opvallend – zeker bij de mannetjes – dan de felle kleuren van hun baltskleed. Van een afstandje lijken spreeuwen onopvallende, zwarte vogels. Van dichtbij zie je dat ze nu hun winterpak aanhebben: zwart, maar wit en goudgeel gepareld. Een groot deel van de spreeuwen blijft in Nederland in de winter, en krijgt gezelschap van noordelijker soortgenoten. Andere trekken weg, maar niet ver. Ze gaan naar België, Noordwest-Frankrijk of steken het kanaal over naar het zuiden van Engeland.
Steenlopers langs de kust.
Stinkende gouwe mei juni juli augustus september oktober november

Stormmeeuw verhuist naar de weilanden. Maar de stormmeeuw is een grasmeeuw, zeker in de herfst en winter. Je kan ze in het hele land zien, en vooral in de graslanden van West- en Noord-Nederland zijn er veel. Daar lukt het echt niet om ze niet te zien. Ze lijken op een zilvermeeuw, maar zijn kleiner, hebben een kleinere snavel en opvallende zwarte kraaloogjes.
Strandleeuweriken te zien met “hoorntjes” op de zijkruin.
Taigarietgans.
Tafeleend. De tafeleend houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Tapuit. De tapuit brengt de winter in het warme zuiden door. Je zult haar nu niet in Nederland zien.
Taxus. De taxus heet niet voor niets ook wel Taxus staat in veel tuinen als haag. Als je tussen de takken kijkt, zie je de snoeprode venijnboom. Als inheemse plant komt de taxus alleen zeer zeldzaam voor in het oosten van het land, maar verder is de boom algemeen. Taxus. De taxus zat dit jaar al vroeg vol met rode bessen, en de eerste vallen nu al op de grond. bessen zitten. Het zijn eigenlijk geen echte vruchten, maar hele dikke zaadmantels. Onderin zijn ze hol en zie je het zaadje zitten. Dat is ontzettend giftig, net als de hele taxus: de naalden, het hout en zelfs het stuifmeel. Alleen dat rode besje niet, en vogels eten ze dan ook graag. Het zaad eten ze erbij op: omdat ze het niet verteren, komt het gif niet vrij.
Tjiftjaffen zijn doorgetrokken! Vooral het vrouwtje van de tjiftjaf zit nu in Marokko of Zuid-Europa, het mannetje blijft wat vaker in het noorden achter.
Toendrarietgans
Als dikke puisten zitten echte tonderzwammen stevig vast op de stam van berken en beuken. De echte tonderzwam is een parasiet, die toeslaat als een boom verzwakt is. De paddenstoel groeit rustig een paar jaar door op de boom, die door witrot steeds verder verzwakt. Als de boom dood is en omvalt, gaat de tonderzwam verder met het opeten van het dode hout. Tenzij er iemand met de zwam vandoor gaat. Larven van verschillende soorten kevers en sluipwespen leven in de tonderzwam en eten binnenin van het vruchtvlees. Vroeger was het ook voor mensen een nuttige paddenstoel. Het vruchtlichaam van jonge exemplaren werd toen gebruikt als tondel, dat vroeger dan ook tonder heette. De hoed van de tonderzwam zelf is juist heel vuurbestendig, handig bij bosbranden.
Toppers op het IJsselmeer. Topper overwintert in zeepaddestoelen.
Nederland. Het is nu een goede tijd om toppers te zien; het IJsselmeer is een belangrijk overwinteringsgebied voor deze noordelijke eend. Met hun lakenveldse zwart-witte tekening lijken de mannetjes veel op de kuifeend. Ook de vrouwtjes lijken op elkaar. Maar toppers hebben een lichtgrijze, gestreepte rug en een witte ring om de snavel en hebben geen kuif. Bovendien zijn toppers een stuk forser dan de kleine kuifeendjes. Ze kunnen goed duiken, in de zachte bodem zoeken ze naar slakken en zoetwatermosselen.
Torenvalk. Er zijn ook de noordelijke torenvalken te zien. Biddend.v
Turkse tortel kan gaan broeden. De turkse tortel houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
van gebroken wit tot lichtbruin en oranje. Ze zijn te verwarren met de najaarsspanner, die nu ook vliegt. Maar de grote wintervlinder heeft meestal twee smalle dwarsbanden en twee zwarte stippen op de vleugels. De mannetjes dan, de vrouwtjes gaan door het leven zonder vleugels! Ze zitten op boomstammen en daar leggen ze later ook de eitjes, in schorsspleten of tussen korstmos. Als de avond valt, kun je soms de mannelijke grote wintervlinders tussen bomen heen en weer zien vliegen. Ze komen ook op licht af. Maar als je een vrouwtje wilt zien, moet je de boomstammen afspeuren.
Veldleeuwerik. De veldleeuwerik houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Vink. Vinken goed te zien. Vink. Groepen mannetjes en vrouwtjes leven nu grotendeels gescheiden van elkaar, de vrouwtjes trekken het verst weg.
Vlinders. Vrouwelijke wintervlinders missen hun vleugels en kunnen daarom niet gaan vliegen.
Vogelmuur januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december. Het is een eenjarig plantje dat snel kan opkomen op verstoorde grond – bijvoorbeeld als de plantsoenendienst ergens heeft gewied. Bovendien profiteert ze van bemesting en is ze een stikstofliefhebber. Dan zit je dus wel goed in Nederland als plant. Omdat ze snel kan ontkiemen en groeien, kan je eigenlijk het hele jaar bloeiende vogelmuur vinden behalve als het lang vriest. Ze is heel algemeen, maar niet minder aardig om te zien met de gespleten bloemblaadjes. Als je goed kijkt zie je dat het er tien lijken, maar vijf zijn. Vogels zijn blij met de zaadjes die ook bijna jaarrond te vinden zijn.
Vos. Gaat niet in winterslaap. Bereidt zich voor op het werpen van jongen in maart.
Vuursalamander. De vuursalamander is een prachtige salamander die op het land leeft. Als je het geluk hebt er een tegen te komen, kan je hem niet verwarren met andere soorten. Wat de vuursalamander komende winter gaat doen, hangt af van de buitentemperatuur. Als het kouder wordt dan zes graden, gaat hij in winterslaap. Bij warmere temperaturen kan de vuursalamander de hele winter actief blijven. Opmerkelijk is dat de soort elk jaar terugkeert naar dezelfde plaats voor zijn winterslaap. Daaruit blijkt dat hij het landschap om zich heen kan herkennen.
Waterhoen. Zie je ook altijd een waterhoentje in de sloot bij je in de buurt? Met het kleinste plasje of moerassige stukje nemen ze al genoegen. Daardoor zijn ze in het hele land te vinden, maar in het lage en natte westen zijn ze echt superalgemeen. Waterhoentjes houden zich wat meer verstopt dan de zwarte meerkoet met zijn opvallende witte snavel. Let bij het waterhoen op de rode snavel met gele punt, subtiele blauwe zweem, en witte kont. Zolang het niet streng gaat vriezen, blijven waterhoentjes op hun plek.
Watersnip. Als je nu ergens bij een water loopt waar riet of andere planten langs de oevers groeien, heb je grote kans dat je diverse vogels op ziet vliegen. Een van die vogels is de watersnip. Hoewel deze vogel hier jaarrond voorkomt, trekken ook veel exemplaren door Nederland naar het zuiden. Je zal ze niet snel zien, want de schutkleuren in diverse bruintinten zijn zeer efficiënt.
Wespspin. Volle cocons van de wespspin. Zeeraket bloeit nog.
Wilde bij. Deze zijn nu ingemetseld. Alle andere Nederlandse wilde bijen leven solitair. In hun eentje zorgen de vrouwtjes zo goed mogelijk voor hun nageslacht. Maar zelf krijgen ze hun jongen niet te zien. In de zomer zoeken ze een geschikte nestgang om eitjes te leggen. Het grootste deel van de wilde bijen doet dat ondergronds. Andere gebruiken holle plantenstengels, kevergangen in hout of de nestgangen in een bijenhotel. Achterin legt de bij een eitje, voorziet het van voedsel, en maakt de gang dicht met grond of stukjes blad. Zo gaat ze door tot de gang vol is en er meerdere kamertjes achter elkaar liggen. Het jaar is dan voor haar voorbij. Op dit moment wachten de jonge bijen roerloos in al die kamertjes. Sommige soorten als larve, andere als pop of volwassen bij.
Wilde eend. De wilde eenden vormen nu een paartje voor het broedseizoen. De mannetjes vechten hevig om de vrouwtjes.
Wilde eenden uit Scandinavië en Noord-West-Rusland.
Wilde lijsterbes (einde bladval)
Wilde zwaan
Wilde zwijn gaat zich voortplanten.
Wilgen worden geknot.
Wintereik (50% herfsttint, volledige herfsttint, einde bladval)
Winterkoning. Als trotse koning van de winter blijft de winterkoning op haar plek. Ook in de bebouwde kom zie je haar soms. Springerig en snel bewegen winterkoningen zich door de struiken. De kleine vogeltjes zitten vaak laag bij de grond. Verder herken je ze aan de opgewipte, korte staart en luide roep. Tsjek-tsjek-tsjek of een snelle triller, ze kunnen verbazingwekkend veel geluid maken voor hun kleine postuur! De winterkoning eet allerlei kleine beestjes en zaadjes, die hij met z’n dunne snavel uit hun schuilplaatsen kan peuteren. De koning van de winter zijn ze niet: omdat ze zo klein zijn en veel insecten eten, zijn ze niet goed opgewassen tegen koude winters. In strenge winters met veel sneeuw kan de populatie instorten, maar dat is al een tijd niet meer gebeurd.
Witte dovenetel maart april mei juni juli augustus september oktober november
Witte dovenetel. De witte dovenetel staat op dit moment niet in bloei.
Pas bij gunstige weersomstandigheden gaat zij bloeien.
Witte dovenetel. De witte dovenetel staat op dit moment niet in bloei. Pas bij gunstige weersomstandigheden gaat zij bloeien.
Witte els (einde bladval)
Witte kluifzwam. Waarom paddenstoelen vaak van die rare vormen hebben, is een raadsel. Maar dat maakt het zoeken én vinden ervan wel heel interessant. Als je bijvoorbeeld een witte kluifzwam vindt, sta je versteld van de merkwaardige constructie van deze paddenstoel. De holle steel bestaat uit kronkelende lengtestrepen met allerlei rare uitgroeisels. De hoed is nog vreemder, die bestaat uit wat ongeordende lapjes met bobbels en kuilen waar geen logica in zit. De sporen komen overal uit de hoed. Dit merkwaardige geval kan flinke afmetingen bereiken, sommige worden wel twintig centimeter hoog. Ze zijn heel algemeen en je kan ze nu overal in Nederland vinden in loofbossen met een rijke humuslaag.
Witte kwikstaart. Alleen in zachte winters zie je af en toe een kwikstaart, de meeste zijn in het zuiden van Europa of Noord-Afrika.
Witte paardenkastanje (50% herfsttint, volledige herfsttint, einde bladval)
Wulp. De wulp houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Zalm. Zalmen proberen vanuit zee de grote rivieren op te zwemmen om bovenstrooms kuit te schieten.
Zandambrosia (gezien)
Zandtulpje. Je zou het niet zeggen, maar paddenstoelen groeien echt overal. In dit jaargetijde moet je dan ook niet alleen in de bossen zijn, of in de kleigebieden. Maar ga eens naar het strand langs de zeereep en kijk tussen de helm. Eén van de juweeltjes die je er nu kan vinden – je moet er wel heel geduldig en goed voor zoeken – is het minuscule zandtulpje. Dit is een kleine, bruine bekerzwam op een kort steeltje. Het steeltje is zo kort, dat je het niet vaak ziet. Hij ‘doet het’ op de rottende wortels van helm en ruimt deze zo op. De sporen worden
uit de beker geschoten of spatten eruit omdat er een regendruppel in valt. Je kan ze vinden langs de hele kust in de buitenduinen.
Zanglijster. De zanglijster houdt ons het hele jaar gezelschap, ook tijdens de winter.
Zeearend bereidt zich voor op winter.
Zeeraket bloeit nog. Zeeraket. Zeeraket is een bijzondere plant. Ze groeit middenin het zand langs het strand en in de zeereep (de eerste duinenrij). Daar houdt niet elke plant het lang uit. Met een grote penwortel kan zeeraket meters diep nog aan vocht komen en daardoor overleven in het barre zandklimaat langs de kust. Om water langer vast te kunnen houden, zijn de bladeren vlezig dik. De plant verspreidt zich niet alleen met vruchten die kunnen drijven, maar ook doordat afgestorven planten in zijn geheel verder landinwaarts waaien. Daar waar de vrucht wortel weet te schieten, wordt er zand vastgehouden en ontstaan er soms nieuwe duintjes op het strand. Ook nu nog kan je bloeiende zeeraket vinden, de bloemen zijn wit of paars.
Zilvermeeuw. Jonge zilvermeeuwen te zien.
Zilvermeeuw. Je ziet nu extra veel zilvermeeuwen. Individuen uit Noord- en Oost-Europa bezoeken Nederland.
Zoelen. Op niet veel plaatsen in Nederland komen wilde zwijnen voor. Daar waar ze wel voorkomen, kan je als het een keer goed geregend heeft het verschijnsel op de bovenstaande foto zien. De
aanwezigheid van wilde zwijnen wordt over het algemeen gekenmerkt door omgewroete grond. In hun snuit zit een harde schijf. Hiermee is het geen enkel probleem om de bosgrond, of als je pech hebt jouw gazonnetje, tot een compleet omgeploegd slagveld te maken. Dieper in het bos kom je het volgende tegen: bij een plasje of een modderpoel heeft het zwijn lekker in de modder liggen rollen en daarna heeft hij hard tegen de dichtstbijzijnde boom aangeschuurd. Dit doen ze om vervelende insecten kwijt te raken. De boom in kwestie zit dan tot ongeveer een halve meter hoog onder de modder. Vaak kan je er haren van de zwijnen in vinden. Ook als er geen water of modder in de buurt is, kan het bijna niet missen. Een boom die op laag niveau is dichtgemetseld met modder, betekent dat er zwijnen in
de buurt zijn. De Hoge Veluwe en de Veluwezoom zijn bij uitstek zwijnengebied in Nederland; in Duitsland komen ze op veel meer plekken voor. Kan jij er zo’n ‘zoel’ vinden?
Zilverplevier. De zilverplevier is terug in Nederland en op zoek naar voedsel om de
winter door te komen.
Zilverreiger. Er zijn veel zilverreigers uit heel Zuid- en Oost-Europa in Nederland. Je vindt ze vooral in weilanden en Iangs sloten.
Zomereik (50% herfsttint, volledige herfsttint, einde bladval)
Zulte heeft zaden.
Zomertaling zit in het warme zuiden. Afrikaanse Sahel.
Zwarte els (einde bladval) met katjes
Zwarte ratten zijn aan het einde van hun voortplantingsperiode gekomen.